Pieter Jacobus Oud (5 december 1886 - 12 augustus 1968) begon zijn carrière als kandidaat-notaris en belastingontvanger. In zijn woonplaats Gorinchem sloot Oud zich aan bij de Vrijzinnig-Democratische Bond. Van 1917 tot 1933 was Oud lid van de Tweede Kamer. Van 1933 tot 1937 was hij minister van Financiën (Colijn II en III). Architect J.J.P. Oud was zijn jongere broer.
In oktober 1938 werd Oud burgemeester van Rotterdam. Door het bombardement van mei 1940 en de brand die daarna ontstond werd de volledige binnenstad verwoest. Kort daarop capituleerde Nederland. De Duitsers dwongen Oud in oktober 1941 ontslag te nemen, waarna hij werd opgevolgd door NSB`er Frits Müller (1889-1960). Oud heeft zijn vrije tijd vervolgens benut om boeken te schrijven over staatsrecht en parlementaire geschiedenis. Hij bleef illegaal betrokken bij Rotterdamse bestuurszaken en bereidde zich vanaf september 1944 voor op de hervatting van zijn taak. Na de bevrijding ging Oud direct weer aan de slag; de wederopbouw en het herstel van de havens kreeg prioriteit.
Het burgemeesterschap van Rotterdam combineerde Oud met de landspolitiek. Hij was medeoprichter en korte tijd lid van de Partij van de Arbeid. In 1948 richtte hij met mr. D.U. Stikker de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) op. Na zijn aftreden als burgemeester werd Oud benoemd tot buitengewoon hoogleraar in het staats- en administratief recht aan de Nederlandsche Economische Hogeschool, de voorloper van de Erasmus Universiteit.
In 1969 werd in Kralingen de Burgemeester Oudlaan benoemd.