Vroeger waren er geen vaste straatnamen voor de straten, stegen, paadjes en weggetjes die vanaf 1340 Rotterdam vormden. Straten werden vaak genoemd naar bijzondere bewoners, gebouwen in de buurt of bekende bedrijven. Zo heette een straat in de omgeving van de Sint Laurenskerk de Kerkstraat of Torenstraat. Ook was er een Halvemaansteeg, die verwees naar brouwerij 'de Halve Maan'. Wanneer straten naar personen waren genoemd maar deze persoon verhuisde of overleed, dan veranderde de naam gewoon. Zo werd het Arent Kerstantszstraatje omgedoopt tot de Gerrit Cocksteeg, genoemd naar een nieuwe bewoner.
Pas sinds 1850 besluit het college van burgemeester en wethouders over de namen van straten. In 1861 wordt daarvoor een 'Verordening op de verdeeling in wijken en het nummeren der gebouwen en erven te Rotterdam' opgesteld. Tegelijkertijd worden straatnaamborden geplaatst, wat het einde betekent voor straten die soms wel drie namen tegelijk hebben. Vanaf 1866 wordt de gemeentearchivaris bij straatnaamgeving betrokken, omdat nieuwe straten in die tijd zoveel mogelijk een historische naam moeten krijgen.
In 1941 staat de gemeentearchivaris voor een hele klus: de gemeenten Hillegersberg, IJsselmonde, Overschie en Schiebroek worden door de gemeente Rotterdam ingelijfd. Om verwarring te voorkomen moeten alle straten die in die gemeenten dezelfde naam hebben, een nieuwe naam te krijgen. Daarom wordt er een straatnamencommissie gevormd. Deze commissie geeft vandaag nog steeds advies aan het college van burgemeester en wethouders over welke namen aan straten gegeven moeten worden. Deze commissie is ook verantwoordelijk voor het geven van advies over de plaatsing van gedenktekens.