“Rotterdam is de eerste gemeente, die uit eigen middelen zich een archiefgebouw gemaakt heeft en dit is voor een gemeente in bloei, die zooveel tijd en geld noodig heeft voor havenwerken, een belangrijk feit. Het besluit tot dezen bouw is een wijze bestuursdaad geweest, een daad van peëteit tegenover het voorgeslacht”, aldus burgemeester s’Jacob bij de opening van het archiefgebouw op 5 juni 1900. In het artikel over de opening in het Rotterdamsch Nieuwsblad is ook te lezen dat het nieuwe gebouw beschikt over 3 km plankruimte. “Op het vrijgehouden achterterrein waar de gemeente thans bomen kweekt, kunnen later nog twee dergelijke gebouwen gezet worden, die samen 8 km plankruimte hebben! “
Een mooi en merkwaardig gebouw
Exterieur en interieur van het archiefgebouw aan de Mathenesserlaan vlak voor ingebruikname. 1899. Fotograaf: C.E. Mögle.
De voorgevel en het interieur van het administratiegebouw van het nieuwe archief aan de Mathenesserlaan nummer 315 zijn rijk vormgegeven in Neo-Renaissance stijl. De gevel is symmetrisch opgetrokken uit rode siersteen en afgewerkt met ‘Oberkircherner zandsteen’. In de gevel verwijzen verschillende decoraties naar de functie van het gebouw. Bij de binnenbouw is veel gebruik gemaakt van marmer en eikenhout en geeft het gebouw "een cachet van deftige rust en iets monumentaals". Naast het archiefgebouw bevindt zich de woning van de nieuw aangestelde conciërge-boekbinder-fotograaf, dhr. H.A. Cubels die al in 1898 zijn intrek in het pand heeft genomen. Voor het achtergelegen depotgebouw zijn de gebruikseisen het uitgangspunt voor het ontwerp. Het Rotterdams Nieuwsblad eindigt met de woorden “Ons nieuw archief derhalve is een mooi en merkwaardig gebouw […], dat in ons land niet geëvenaard wordt. Het is den ontwerpers tot groote eere, een sieraad voor Rotterdam”.
Naar het gebouw aan de Mathenesserlaan verhuizen alleen het archief; bibliotheek en de oudheden (de antiquiteiten- of rariteitencollectie) blijven in Museum Boymans achter. Snel daarna kom er een einde aan de bemoeienis van de archiefcommissie met de bibliotheek en de verzameling antiquiteiten.
Beeldverzameling
De topografisch-historische atlas (tha), bestaande uit een collectie afbeeldingen, portretten en kaarten van Rotterdam en omgeving, krijgt een plek in de charterkamer van het nieuwe gebouw. Bij het uitkomen van de eerste catalogus, ‘Roterodamum Illustratum’ in 1874 bestaat deze verzameling hoofdzakelijk uit prenten (originele tekeningen in waterverf, inkt of potlood, litho’s, etsen, gravures enz.) en kaarten. In de loop van de daaropvolgende jaren neemt het aandeel ‘photographieën’ toe, maar tot in de jaren dertig van de 20e eeuw overheerst de gedachte dat er vooral historische beelden van de stad verworven moeten worden. Voor recent beeldmateriaal is dan nog weinig oog.
De basis voor de atlas zijn de aankopen van het Rotterdamse deel van de collectie Van Stolk (1865), de prenten die gekocht zijn bij de kroniek van Thompson (1857) en de aankopen uit het bezit van Frederik Muller. In 1892 volgt dan nog de aankoop uit de nalatenschap van Willem Anderson Miltner, bestaande uit een rijke verzameling van 2200 portretten en biografische gegevens van Rotterdammers. Dat het archief aan het begin van de 20e eeuw geen actief verwervingsbeleid heeft voor contemporaine foto’s van de stad blijkt uit een ingezonden brief in het tijdschrift de Camera van mei 1920 waarin de toenmalige archivaris E. Wiersum kritiek krijgt op het ontbreken van hedendaagse beelden van de stad. Deelnemers aan de fotowedstrijd ‘het verdwijnend Rotterdam’ worden door de redactie van De Camera aangespoord hun foto’s te schenken aan het archief. Wiersum trekt zich de kritiek aan wat blijkt uit de meer systematische aankopen in de jaren daarna.
Een aantal documenten uit de beeldcollectie in de eerste jaren van het bestaan van het archief. De atlas bestaat dan nog voornamelijk uit prenten en tekeningen, kaarten, getekende portretten van bekende Rotterdammers en een enkele foto.
Eppe Wiersum - archivaris van 1904-1935
Als Unger op jonge leeftijd overlijdt wordt hij in 1904 opgevolgd door archivaris Eppe Wiersum (1869-1955). Deze uit Groningen afkomstige derde Rotterdamse gemeentearchivaris blijft de functie 31 jaar vervullen. Wiersum legde zich toe op het inventariseren van archieven. Ook blaast hij het Rotterdamsch Jaarboekje na 1910 nieuw leven in. Verder publiceert Wiersum regelmatig over historische onderwerpen, bijvoorbeeld de uitgave ‘Oude huizen van Rotterdam’.
Gedurende de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog wordt er vanwege schaarste aan brandstof niet gestookt in het depot. Kou en vocht komen de materiële staat van de archieven niet ten goede. Op 17 februari 1918 bevriest de brandleiding in het depot en springt het sluitstuk. Grootschalige wateroverlast kan door direct ingrijpen van het personeel voorkomen worden.
Portret van Wiersum gemaakt in 1928 voor de Maasbode. Collectie Portretten. NL-RtSA_4031_P-008538-1.
Op initiatief van de landelijke Vereniging voor Archivarissen (VAN, opgericht in 1891) verschijnt in 1918 de Archiefwet waarin onder meer het principe van overbrenging van archiefstukken naar een archiefbewaarplaats, openbaarheid, vernietigingsvoorschriften en vakbekwaamheidseisen voor archivarissen vastgelegd zijn. Door de nieuwe wet ondergaat ook de positie van de archivaris een belangrijke wijziging: de wet bepaalt dat hij/zij voortaan als zelfstandig beheerder van het archief rechtstreeks onder het college van Burgemeester en Wethouders zal vallen. Hierdoor speelt de Rotterdamse archiefcommissie een rol van minder betekenis.
Interieurfoto's van het archiefgebouw. Links: de studiezaal in 1941 en depot 1 in 1947. Rechts: het trappenhuis in depot 1 in 1933.
Hendrik Cornelis Hazewinkel - archivaris 1935-1961
Deze archivaris leidt de organisatie door de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog. Met dank aan de ligging van het archiefgebouw ver buiten het centrum blijven de archieven en collecties die zich op de Mathenesserlaan bevinden ongeschonden. In 1944 wordt het gebouw van de Sicherheitsdienst op de hoek van de Heemraadssingel gebombardeerd. Daarbij loopt het archiefgebouw schade op: de gebrandschilderde ramen in het trappenhuis gaan verloren en de conciërge raakt een oog kwijt. In de winter van 1944/1945 is het archief gesloten.
Midden in de Tweede Wereldoorlog, op 24 april 1942 wordt de eerste paal geslagen voor de uitbreiding van het archiefdepot. Al snel wordt de bouw vanwege schaarste van materialen stil gelegd. De officiële opening van het tweede depot is in 1948.
Hazewinkel (1896-1968) voert verschillende vernieuwingen door in het archief zoals de introductie van schrijfmachines en de aanleg van elektrisch licht in de depots (1938). Met het oog op vermeend brandgevaar was dit er nooit van gekomen. Tijdens de eerste oorlogsjaren ontdekt Hazewinkel de rollen, door Unger opgevraagde, reclame-affiches. Hij besluit deze collectie voort te zetten en begint met het verzamelen van Duitse proclamaties. Na de oorlog gaat het verzamelen van affiches door. Hazewinkel staat later bekend om de vele kleine verzamelingen die op zijn initiatief zijn aangelegd. Enkele voorbeelden zijn de collecties van briefhoofden, ex libris, reclamedrukwerk, programmaboekjes en nieuwjaarswensen.
Portretfoto van H.C. Hazewinkel in 1935 (geschat). Gefotografeerd voor 'de Maasbode".
Het tweede depot in aanbouw. Rechts het administratiegebouw aan de Mathenesserlaan. Rotterdamsch Nieuwsblad, 1947
Hazewinkel vindt het belangrijk om geregeld tentoonstellingen in het archief te organiseren om aandacht van de buitenwacht te trekken en Rotterdammers mee te laten genieten van de verzamelingen die het archief rijk is. Aanvankelijk vinden de exposities plaats in de charterkamer en na 1948 in het tweede depot waar een speciale tentoonstellingsruimte is ingericht.
Na 1945 wordt een straatnamencommissie ingesteld met de archivaris als voorzitter die de taak krijgen burgemeester en wethouders voorstellen te doen voor nieuwe straatnamen. Voor Hazewinkel en de andere commissieleden is er na de oorlog veel werk te verrichten. Naast voorzitter van de straatnamencommissie is hij redacteur van het Archievenblad, voorzitter van de Vereniging van Archivarissen, medeoprichter van zowel Historisch Genootschap De Maze als Roterodamum.
Start van de filmcollectie
In september 1959 ontvangt het archief van de Gemeenteraad een bedrag van 9000 gulden voor de inrichting van een filmarchief. Met dit geld wordt een speciale archiefruimte ingericht die niet aan temperatuurwisselingen onderhevig is. Ook worden brandbare nitraatfilms overgezet op nieuwe dragers. De collectie films start met de bestelling van fragmenten uit het polygoonjournaal en Rotterdamse bedrijven worden verzocht hun bestaande films ter beschikking te stellen aan de Gemeente Rotterdam. Zo stromen de eerste bedrijfsfilms van o.a. Heinekes Bierbrouwerij, Wilton-Feyenoord en de Nationale Levensverzekeringsbank binnen.
Kunstenaars tekenen de stad
Tijdens de crisisjaren krijgen kunstenaars als een vorm van werkverschaffing de gelegenheid om tekeningen van de stad te maken voor de collectie van het archief. Na 14 mei 1940 neemt het aantal kunstenaar dat voor de gemeente mag werken snel toe. In duizenden tekeningen leggen zij het stadsbeeld voor latere generaties vast. Zij tekenen de kaalslag in de binnenstad maar ook de Rotterdamse buitenwijken. Na de oorlog zijn de wederopbouw van de binnenstad en de diverse manifestaties zoals E55 en de Floriade veelvoorkomende thema’s. De samenwerking tussen kunstenaars en archief loopt in de jaren zeventig op zijn einde. De werkverschaffingsmaatregel is dan al lang afgeschaft. In 2018 is de traditie om kunstenaars de stad te laten tekenen nieuw leven ingeblazen. Een steeds wisselende groep van voornamelijk jonge kunstenaar krijgt jaarlijks een opdracht in de vorm van een thema. Hun werk wordt geëxposeerd in de Kunsthal en daarna opgenomen in de collectie van het Stadsarchief.
Vier tekeningen van kunstenaars gemaakt in opdracht van het stadsarchief. Linksboven: P.C. Pot, linksonder: H. Spetter, rechtsboven: A. Kikkert, rechtsonder: P. Roos.