Op 23-jarige leeftijd won Verheul de eerste prijs met zijn inzending voor een nieuw theater aan de Aert van Nesstraat waarmee hij al op zeer jonge leeftijd zijn naam als architect vestigde. Hij ontwierp de Groote Schouwburg aan de Aert van Nesstraat in een uitbundige op de Italiaanse Renaissance geënte stijl.
In 1887 opende het theater dat grotendeels was vervaardigd in natuursteen gecombineerd met bakstenen. De timpaanversiering was uitgevoerd in zandsteen en de gevels waren voorzien van rondboogvensters en rechthoekige vensters met frontons en beeldhouwwerken.
Bij het bombardement van mei 1940 raakte het gebouw behoorlijk beschadigd en werd daarna tot groot verdriet van de architect gesloopt. In zijn boek 'Historische gebouwen van Rotterdam’ (2e serie, 1947) schrijft hij hierover dat hij er stellig van overtuigd was dat het gebouw gerestaureerd kon worden omdat de gevels, de zware binnenmuren en de stenen trappen en vloeren vrij behoorlijk intact gebleven waren. Desondanks moest Verheul op 23 september 1940 ‘uit de couranten’ vernemen dat er besloten was het gebouw te slopen. Op 5 september 1941 kwam bij het uitbreken van de muren de loden koker voor de dag met daarin de oorkonde ter gelegenheid van de eerste steenlegging van de Schouwburg. Verheul mocht de koker in ontvangst nemen en heeft hem na opening geschonken aan het gemeentearchief.