De maanden juni, juli en augustus 1672 stonden in Rotterdam in het teken van oproer en rellen. De belangrijkste bron voor de gebeurtenissen in deze maanden is het verslag 'Waaragtig verhaal van de muiterij binnen de stad Rotterdam', dat in 1785 in boekvorm verscheen. Het geeft een uitgebreid en gedetailleerd verslag van de oproeren, beginnend in juni en eindigend in september 1672. In de collectie van het stadsarchief zijn ook diverse handschriften van dit verslag te vinden, veelal afschriften uit de achttiende eeuw. Mogelijk heeft een van deze gediend als bron voor de gedrukte versie uit 1785, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. De schrijver van het 'Waaragtig verhaal' is onbekend, maar als mogelijke auteur wordt Willebrort Vroesen genoemd. Deze Vroesen was in 1671-1672 secretaris van de stad. Het is goed voorstelbaar dat hij de schrijver was, want dit was iemand die duidelijk goed op de hoogte was van wat er in Rotterdam speelde, ook in het stadhuis. Daarnaast koos de auteur overduidelijk partij tegen het oproer, dat hij een ‘godloze muiterij’ tegen de ‘eerlijke regenten’ noemde: een opstand tegen het rechtmatige gezag.
De oproeren in Rotterdam begonnen eind juni. Vanuit naburige steden zoals Dordrecht en Schiedam was rond 25 juni de onrust overgeslagen op Rotterdam. Overal waren het de oranjegezinde inwoners die, met behulp van schutters, hun bestuurders onder druk zetten. Doordat de schutterij zich bij de oproermakers voegde, kon het stadsbestuur weinig doen. De Rotterdamse schutters wisten zelfs de sleutels van de stad in handen te krijgen, waarmee ze controle hadden over wie er de stad in of uit kon.