Aan het begin van het nieuwe jaar vervalt de openbaarheidsbeperking van duizenden archiefstukken. Documenten die eerder niet of alleen onder voorwaarden waren in te zien, zijn dan voor iedereen te bekijken. Van de archieven met een openbaarheidsbeperking van 75 jaar komen nu de stukken uit 1948 vrij. Daaronder is de correspondentie van de Sociale Afdeling van de gemeentelijke dienst Volkshuisvesting (Toegangsnummer 490-05, inventarisnummer 3) met onder meer het college van Burgemeester en Wethouders en het Nederlands Beheersinstituut.
In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog was deze afdeling verantwoordelijk voor de toewijzing van woningen en huisraad aan de Rotterdammers die na de bevrijding terugkeerden van de arbeidsinzet, uit de concentratiekampen of onderduik. Daarbij kon men putten uit een voorraad van bijna 1500 woningen en een flinke hoeveelheid meubilair die waren gevorderd met een beroep op het Besluit Vijandelijk Vermogen. In de praktijk ging het vooral om bezittingen van mensen met een Duitse nationaliteit of personen die tijdens de oorlog met de bezetter hadden gecollaboreerd, zoals NSB’ers.
Bij het toewijzen van woningen kregen ex-verzetslieden voorrang, daarna gerepatrieerde Joden en ten slotte mensen die in 1944-1945 door oorlogsgeweld waren getroffen. In het najaar van 1945 had Volkshuisvesting op die manier 640 gezinnen van een huis en inboedel voorzien. Zo’n 130 gegadigden wachtten toen nog op een woning.
Het lastige was dat die voorraad van 1500 woningen alleen op papier bestond. In werkelijkheid verkeerden veel van die panden in zo’n slechte staat dat ze ongeschikt waren voor bewoning. Veel andere huizen konden niet worden uitgegeven omdat de gezinnen van gearresteerde NSB’ers er nog woonden.
Ook het toewijzen van inboedels ging moeizaam. Door bureaucratie en gebrekkige administratie moesten repatrianten lang wachten voor ze genoeg spullen hadden om een beetje normaal leven te kunnen leiden. Vooral voor Joodse repatrianten was de situatie schrijnend omdat ze bij terugkeer in de stad vaak niks meer hadden. Daar kwam bij dat de hulp van Volkshuisvesting niet gratis was. Iedereen moest betalen voor zijn tweedehands inboedel.
Op 1 oktober 1948 kreeg het Nederlands Beheersinstituut officieel het beheer over de goederen die op grond van het Besluit Vijandelijk Vermogen waren gevorderd. Dat ging echter niet vanzelf. In de aanloop naar die datum beklaagde het Beheersinstituut zich erover dat Volkshuisvesting er in financieel en administratief opzicht een rommeltje van had gemaakt. Volkshuisvesting vond op haar beurt dat het Beheersinstituut wel wat meer oog mocht hebben voor de chaotische omstandigheden vlak na de bevrijding. In die dagen was de dienst naar eigen zeggen opgezadeld met een taak waarop zij helemaal niet had zitten wachten. Dat ze daar ze nu de Zwarte Piet voor kregen toebedeeld, vonden de Rotterdamse ambtenaren onterecht. De stukken die nu zijn vrijgegeven bieden een inkijkje in de discussie tussen de gemeente Rotterdam en het Beheersinstituut. Die draaide in de kern natuurlijk om geld: welke organisatie moest de openstaande rekeningen betalen? Uiteindelijk zou die kwestie nooit helemaal bevredigend worden opgelost. Het leidde er zelfs toe dat de administratie van Volkshuisvesting nooit helemaal is overgedragen.
Openbaar na 75 jaar
Volgens de Nederlandse Archiefwet moeten de archieven van de overheid uiterlijk 20 jaar na ontstaan worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats. Vanaf dat moment zijn ze voor iedereen in te zien, tenzij het overbrengende overheidsorgaan besluit de openbaarheid nog een tijdje te beperken. De reden is meestal bescherming van de ‘persoonlijke levenssfeer’ van de mensen die in de documenten worden vermeld. Bij de stukken in het archief van de Sociale Afdeling van Volkshuishuisvesting is dat soms het geval. Daarop is dan ook een openbaarheidsbeperking van 75 jaar van toepassing. Hetzelfde geldt voor documenten in het archief van de Gemeentepolitie (toegang 63). Van dit archief worden de arrestantenkaarten van 1948 openbaar, maar ook de correspondentie van dat jaar.
Wat nog meer?
Behalve de stukken uit 1948 worden op 1 januari 2024 enkele honderden inventarisnummers met documenten uit latere jaren openbaar. Daaronder zijn stukken afkomstig van de Bestuursdienst en een aantal voormalige deelgemeenten uit 2023. Verder vervalt de openbaarheidsbeperking op delen van diverse particuliere archieven uit Rotterdam en omgeving.