Aan het begin van het nieuwe jaar vieren we de Openbaarheidsdag en komt er een grote hoeveelheid archiefstukken beschikbaar. Het gaat om documenten die eerder niet, of alleen onder voorwaarden, in te zien waren. In het stadsarchief zijn dit jaar vooral archiefstukken uit 1947 openbaar geworden. Dit zijn onder andere de correspondentiedossiers uit het archief van de gemeentepolitie (inventarisnummers 1130 t/m 1148, toegangsnummer 63). Eén van de kwesties die daarin aan de orde komen is de prostitutie op Katendrecht.
In het najaar van 1947 beheerst dit onderwerp wekenlang het nieuws in Rotterdam. Journalisten van het socialistische dagblad Het Vrije Volk hebben een brandbrief in handen gekregen van een groep Katendrechters aan hoofdcommissaris Henri Staal (1895-1980). De strekking van die brief is dat de prostitutie en alle overlast die daarbij hoort, de laatste jaren zo is toegenomen:
‘Door het verdwijnen van de Schiedamsedijk en de binnenstad hebben zich hier tal van publieke vrouwen gevestigd bij degenen, die er reeds waren. Het aantal vrouwen en meisjes dat zich aan prostitutie overgeeft, groeit onrustbarend. [...] Er zijn zeer vele minderjarige meisjes onder, maar ook vrouwen, die door hun eigen mannen worden geëxploiteerd.'
De vrees van de schrijvers is dat de situatie uit de hand loopt en andere bewoners, met name de kinderen, hierin worden meegesleurd. Ze zijn bang dat Katendrecht meer en meer ‘een geschandvlekte wijk’ zal worden.
Poolshoogte
Om de gemoederen tot bedaren te brengen komen hoofdcommissaris Staal en burgemeester Pieter Oud persoonlijk poolshoogte nemen. Tegenover de pers spreekt Staal sussende woorden. ‘Katendrecht biedt niets verontrustends. […] Een fatsoenlijk mens kan op Katendrecht heel goed wonen als hij, zoals dat past, zijn kinderen 's avonds naar bed stuurt en niet langs de straat laat zwerven, dan gebeurt er niets’. Een politieman van bureau Sandelingplein komt tot dezelfde conclusie nadat hij er een paar avonden in burgerkleding heeft rondgelopen. Ja, er is een druk nachtleven op Katendrecht. Er is ook volop prostitutie, maar met de overlast valt het enorm mee.
Prostitutie aan boord
Toch is er wel degelijk een prostitutieprobleem, zo moeten de autoriteiten toegeven. Dat manifesteert zich vooral aan boord van de schepen, niet zozeer op de wal. Bij een speciale controle van aangemeerde zeeschepen treft de rivierpolitie begin november 1947 elf vermoedelijke prostituees aan. In het half jaar daarvoor zijn in totaal 37 vrouwen van boord gehaald, onder wie drie minderjarigen.
Hulp van de kapiteins
Zulke controles hebben echter hun beperkingen. Ze vereisen de medewerking van de kapiteins en die zijn daar niet altijd toe bereid. Dat maakt het voor de politie moeilijk om prostitutie op schepen tegen te gaan. Mede onder druk van de publieke opinie begint de politie in december pamfletten uit te delen aan kapiteins van binnenkomende schepen. Daarin wordt hun hulp gevraagd bij de bestrijding van de prostitutie en geen vrouwen meer toe te laten aan boord.