Abraham Peper (13 februari 1940 – 20 augustus 2022) groeide op in een communistisch arbeidersgezin in Haarlem. Hij was een ambitieuze en leergierige jongeman die na de HBS sociale wetenschappen ging studeren aan de universiteiten van Amsterdam en Oslo. In 1968 kreeg hij de gelegenheid om te gaan promoveren bij het Sociologisch Instituut in Rotterdam. Hij ging er onderzoek doen naar ‘de institutionalisering van het na-oorlogse opbouwwerk’. In 1972 promoveerde hij met het proefschrift ‘Vorming van welzijnsbeleid: Evolutie en evaluatie van het opbouwwerken’.
In 1975 werd hij hoogleraar economische sociologie en sociaal-economisch beleid aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. In de loop van de tijd kreeg hij steeds meer functies buiten de universiteit. In 1982 werd hem gevraagd burgemeester van Rotterdam te worden. Hij stelde zich in zijn nieuwe functie als doel om de bestuurlijke praktijk te verwetenschappelijken. Hij creëerde meer ruimte om met zijn directe medewerkers uitgebreider te kunnen spreken over allerlei stedelijke vraagstukken.
Bij zijn aantreden waren er de nodige uitdagingen voor Rotterdam, onder meer door de landelijke bezuinigingen, de verslechterde concurrentiepositie van de haven, stadsvernieuwing, afnemende sociale cohesie in de oude stadswijken en groeiende drugsoverlast. Dat belemmerde hem en zijn naaste medewerkers niet om kansen te zien voor de ontwikkeling van de stad en die ook te pakken. Een mooi voorbeeld is het plan voor Kop van Zuid uit de koker van toenmalig directeur stadsontwikkeling Riek Bakker.