Regenten

Het bestuur van het Heilige Geesthuis is vanaf de stichting in handen geweest van een college van mannen. Eerst werden zij ‘Heiligegeestmeesters’ genoemd en vanaf de achttiende eeuw werden ze aangeduid als ‘regenten’. Sinds 1895 heetten ze ‘bestuursleden’. Ze waren verantwoordelijk voor alles wat er binnen de instelling gebeurde. De dagelijkse gang van zaken werd overgelaten aan het personeel. De leiding van het huis lag bij de binnenvader en -moeder. Zij vormden ook het aanspreekpunt voor het bestuur.

Vanaf 1536 werden de kasboeken bijgehouden door de ‘rentmeester’. De regentessen - echtgenoten van de regenten – controleerden het linnengoed en de kleding van de mannen, en ze kregen jaarlijks een bedrag ter besteding aan liefdadigheid. Tot 1987 werden de regenten door de stad benoemd. Men koos voor gemeentelijke invloed omdat toezicht door de gemeente een extra waarborg was voor een goed beheer. Vanaf 1987 benoemt het bestuur van het Heilige Geesthuis zijn eigen leden. In totaal heeft het Oudemannenhuis bijna driehonderd bestuurders gehad.

Bestuursleden

De eerste bestuursleden waren familieleden van de oprichters Van der Meer. Nog tot 1617 hadden ze – via huwelijken – inbreng in het bestuur. In de zeventiende en achttiende eeuw voelden vermogende families zich verantwoordelijk voor armen en zieken. Zitting nemen in het bestuur van een sociale instelling hoorde erbij en was feitelijk een erebaan. De ontwikkeling van de haven in de negentiende en twintigste eeuw zorgde voor nieuwe rijken in de stad. Bestuursleden waren vertegenwoordigers uit de handel of hadden universitaire studies gevolgd en waren advocaat of zaten in het bankwezen.

Het bestuurslidmaatschap strekte zich soms over generaties uit. Namen die men regelmatig tegenkomt, zijn die van Van Rijckevorsel, Mees, Van der Hoeven, Gleichman, Van Stolk en De Bie. De regent die het langst lid was, was Rudolf Mees die 43 jaar onafgebroken deel uitmaakte van het bestuur. Zijn vertrek was niet eens vrijwillig. Hij was één van de bestuursleden die door het stadsbestuur werden afgezet toen ze weigerden in 1805 het pand aan de Hoogstraat te verlaten.

Personeel

Het dagelijks leven werd in hoge mate bepaald door het personeel dat in het Heilige Geesthuis werkte. De leiding was in handen van de inwonende binnenmoeder- en binnenvader. Daarnaast waren er door de eeuwen heen dienstmeisjes, chirurgijns, barbiers, naaisters, kooksters, artsen, verpleegsters, enzovoort aan het tehuis verbonden. Liefdadige instellingen werden beschouwd als een groot gezin en ook zo geleid.

Vanaf het eind van de zeventiende eeuw beoefenden echtparen de functie van binnenmoeder en –vader. Nog tot aan de sluiting in 1972 zorgde het echtpaar Ruighaver voor de mannen. De binnenvaders en –moeders hadden een beperkt privé-leven. Tot 1898 waren ze verplicht met de mannen aan tafel mee te eten. Het kostte dan ook nog al wat moeite om in 1958 het laatste huismeestersechtpaar te vinden. Velen haakten af nadat ze zich hadden gerealiseerd wat het werk inhield. Zo vond het echtpaar Ruighaver het lastig dat het niet samen op vakantie kon gaan. Na enig aandringen werd het verzoek in de jaren zestig toegewezen.