Op de plaats van de Kop van Zuid begint rond 1870 de havenexpansie van Rotterdam. Het stadsbestuur besluit dan op initiatief van zakenman en gemeenteraadslid Lodewijk Pincoffs de havenactiviteiten van de stad uit te breiden naar de overkant van de Nieuwe Maas. Met deze ‘sprong naar zuid’ en de aanleg van havens, bruggen, spoorlijnen en opslagplaatsen op het voormalige eiland Feijenoord neemt het transitoverkeer, met name naar Duitsland, een hoge vlucht. Achter de havens op Zuid ontwikkelt zich gaandeweg een nieuwe stad. En ook al is de rivier de Nieuwe Maas dé levensader van de stad, het verdeelt deze ook in twee delen.
Als gevolg van de industriële revolutie en de daarmee gepaard gaande toenemende vraag naar grondstoffen wordt halverwege de jaren vijftig van de negentiende eeuw de doorvoerhandel voor Rotterdam van steeds groter economisch belang. De stad heeft een gunstige geografische positie tussen de geïndustrialiseerde landen Engeland en Duitsland. Lang heeft de stad vastgehouden aan de principes van de stapelmarkt. De oude Rotterdamse koopmanselite die bestaat uit belangrijke figuren uit de handel, scheepvaart, makelaardij en verzekeringswezen verzet zich tegen deze overgang van koopmansstad naar transitostad. Desondanks worden steeds meer Rotterdamse handelshuizen voor hun inkomsten afhankelijk van de doorvoer van goederen. Moderne ondernemers houden in hun dienstverlening rekening met de verschuivingen die zich in de internationale handel en het scheepvaartverkeer voordoet. In plaats van inkoop, opslag en doorverkoop van koloniale producten vervoeren zij steeds meer agrarische en industriële goederen. Zo ontstaat een nieuw soort Rotterdamse ondernemer zoals de commissiehandelaar, de expediteur, de cargadoor en de stoomvaartreder.
Op zoek naar uitbreiding
Zij wensen betere doorvoermogelijkheden en pleiten voor modernisering van de infrastructuur van de stad. De in de 17e eeuw aangelegde Waterstad (het gebied tussen de Nieuwe Maas en Blaak) met pakhuizen, koopmanshuizen en vele havens zoals de Scheepmakershaven, Zalmhaven, Leuvehaven en het Haringvliet voldoet niet meer aan de eisen van de tijd. De schepen worden steeds groter en de transitohandel vraagt meer ruimte op de kaden. In de jaren vijftig en zestig van de 19e eeuw wordt daarom nagedacht over uitbreidingen van de havens aan de overkant van de Maas op de Zuidelijke Maasoever bij het eiland Feijenoord. Het eiland hoort dan officieel nog bij het dorp IJsselmonde. Wel had Rotterdam in de zestiende eeuw een groot deel van de grond van het eiland opgekocht. Er was in die tijd nog nauwelijks bebouwing of economische activiteit. In het begin van de 19e eeuw staat er een pesthuis dat later in gebruik wordt genomen door de Nederlandse Stoomboot Maatschappij, één van de grootste scheepsbouwbedrijven van het land. (Tekst gaat verder onder de afbeeldingen.)