Waarschijnlijk waren er in 1672 in Rotterdam maar weinig regenten voor wie de situatie zo levensbedreigend was als voor Pieter de Groot. Voor de pensionaris en vroedschapslid was Rotterdam zo gevaarlijk geworden dat hij de benen nam.
Pieter de Groot had een hele beroemde vader: Hugo de Groot, de rechtsgeleerde en humanist die we tegenwoordig het beste kennen vanwege zijn spectaculaire ontsnapping in een boekenkist uit de gevangenis Slot Loevestein. Hugo de Groot was pensionaris van Rotterdam geweest (zijn standbeeld staat voor het stadhuis op de Coolsingel) en zoon Pieter zou hem in 1669 opvolgen. Rotterdam was zijn geboortestad, maar Pieter groeide op in Frankrijk. Hij keerde terug naar de Republiek om rechten te studeren, en begon daarna een politieke carrière in onder meer Den Haag, Amsterdam en Zweden. Hij kon het goed vinden met Johan de Witt en was ook overtuigd staatsgezind.
Als ambassadeur in Zweden kreeg hij in 1669 vanuit Rotterdam het verzoek om pensionaris van de stad te worden. Tegelijkertijd boden de Staten-Generaal hem het ambassadeurschap in Frankrijk aan. Pieter accepteerde beide banen. Met weinig succes. Zeker zijn tijd als ambassadeur in Frankrijk heeft hem een zeer slechte naam opgeleverd. Pieter kreeg kritiek dat hij de Franse aanval niet zag aankomen of de dreiging onderschatte.
Toen hij eenmaal besefte dat Lodewijk XIV echt zou aanvallen was het te laat. Terug in Rotterdam en met het Franse leger dat in hoog tempo de ene na de andere stad veroverde, werd De Groot aangewezen als een van de schuldigen aan het rampzalige verloop van de strijd.