Admiraliteit
Admiraliteiten waren in de zeventiende-eeuwse Republiek verantwoordelijk voor de oorlogsvloot en belastinginning op inkomende en uitgaande goederen. De Republiek had vijf admiraliteiten, die ieder een district beheerden. Een hiervan was gevestigd in Rotterdam: de Admiraliteit op de Maze. Het district van Rotterdamse admiraliteit besloeg een groot gebied in Holland tot aan delen van Brabant en Limburg, met in veel plaatsen kantoren. In Rotterdam waren verschillende werven, kantoren en magazijnen van de admiraliteit gevestigd. Straatnamen zoals de Admiraliteitskade of ’s-Landswerf verwijzen hier nu nog naar. In de werven werden oorlogsschepen gebouwen voor de landelijke vloot. Het bekendste door de Rotterdamse admiraliteit gebouwde schip is zonder twijfel de Zeven Provinciën, het vlaggenschip van admiraal Michiel de Ruyter. Aan de Rotterdamse admiraliteit waren vlootvoogden verbonden zoals Witte de With, Jan van Brakel, Egbert Kortenaer, Maarten en Cornelis Tromp en Aert van Nes.
Collegianten
De collegianten waren een vrijzinnige stroming binnen de protestantse kerk in de zeventiende eeuw. Vrijzinnig wil zeggen dat ze een ruime en vrije interpretatie hanteerden van het christendom, met de nadruk op religieuze verdraagzaamheid. Hun naam kregen de collegianten door de ‘colleges’ die ze organiseerden: bijeenkomsten waarbij iedereen vrij over theologische onderwerpen kon spreken. Een belangrijk centrum voor de collegianten was Rijnsburg, maar er waren bijeenkomsten in diverse steden. De collegianten waren geen eigen kerkgenootschap, deelnemers aan de colleges kwamen veelal uit remonstrantse of doopsgezinde kringen. Onder de collegianten in Rijnsburg bevonden zich prominente regenten en intellectuelen.
Eeuwig Edict
Het Eeuwig Edict was een document uit 1667 opgesteld door de Staten van Holland, waarin zij vastlegden nooit meer een stadhouder te benoemen. Het stadhouderschap werd dus afgeschaft. Daarmee zetten de Staten van Holland het huis van Oranje politiek definitief buitenspel. Anders dan in de eigen tijd werd gedacht, was Johan de Witt niet degene die het Eeuwig Edict had opgesteld. In het Rampjaar besloten diverse Hollandse steden onder druk van de bevolking het Eeuwig Edict op te heffen, waarna de Staten van Holland volgden en zij Willem III tot stadhouder benoemden.
Loevesteiners/Loevesteinse factie
Bijnaam die tegenstanders gebruikten voor Johan de Witt en zijn medestanders. De naam verwijst naar een gebeurtenis uit 1650, toen stadhouder Willem II een groep politieke tegenstanders liet opsluiten in Slot Loevestein. Een van de gevangenen was Jacob de Witt, de vader van Johan en Cornelis. Een andere, neutralere naam voor deze groep is staatsgezinden.
Orangisten/prinsgezinden
Orangisten of prinsgezinden waren degenen die vonden dat de prins van Oranje als stadhouder en opperbevelhebber van leger en vloot een centrale plek moest hebben in politiek en bestuur. Zij zagen het huis van Oranje als essentieel voor het voortbestaan van de Republiek. Deze positie vond zijn basis in de strijd die Willem van Oranje en zijn opvolgers hadden gevoerd tegen het Spaanse gezag (de Tachtigjarige Oorlog). Orangisten zagen de Oranje-stadhouders bijvoorbeeld als beschermers van de gereformeerde religie en van de vrijheid, als scheidsrechters bij conflicten en degenen die het machtsevenwicht konden bewaren.
Pamflet
Een pamflet was een gedrukte tekst die verscheen naar aanleiding van de actualiteit. Anders dan bijvoorbeeld kranten of tijdschriften verschenen pamfletten niet volgens een bepaalde regelmaat. De vorm en het uiterlijk van pamfletten was heel verschillend. Sommige pamfletten bestonden uit maar een bladzijde, andere uit meer pagina’s, en soms was er een afbeelding afgedrukt. Het belangrijkste was dat pamfletten snel op de markt konden worden gebracht, en daarom waren ze vaak gemaakt van goedkoop papier, eenvoudig opgemaakt en niet gebonden. Een belangrijk doel van pamfletten was het overtuigen van de lezer van een bepaald (politiek of religieus) standpunt. Het was dan ook niet voor niets dat er in tijden van een politieke crisis, zoals het Rampjaar, veel pamfletten verschenen. Vanwege de mogelijk controversiële inhoud werden veel pamfletten anoniem uitgebracht. Tegenwoordig zien historici pamfletten als het massamedium van de zeventiende eeuw. Het pamflet was het belangrijkste middel voor discussie en debat in die periode.
Polemieken
Met een polemiek bedoelen we een strijd die wordt gevoerd in geschriften, een ‘pennenstrijd’. Bijvoorbeeld in artikelen in kranten, boeken of tijdschriften, of in de zeventiende eeuw in pamfletten. Vaak ging dit om onderwerpen als politiek of religie, waarbij tegenstanders met verschillende standpunten met elkaar de strijd aangingen.
(Raad)pensionaris
Een pensionaris was een hoge ambtenaar in dienst van een stad of provincie. Veelal was het een jurist. Een stedelijke pensionaris adviseerde het stadsbestuur en was een van de vertegenwoordigers van de stad in provinciale vergaderingen.
De raadpensionaris was de hoogste ambtenaar van een provincie. Vooral de raadpensionarissen van Holland zijn bekend. Eerder heette de functie landsadvocaat. De raadpensionaris gaf de Staten advies, bereidde de vergaderingen voor, was de voorzitter en kon optreden als hun vertegenwoordiger. Zo voerde de raadpensionaris de correspondentie namens de Staten. Soms kon de raadpensionaris van Holland zijn positie zo uitbouwen dat hij uitgroeide tot niet alleen de voornaamste bestuurder van de provincie, maar ook de vertegenwoordiger werd van de Republiek. Johan de Witt was hiervan een voorbeeld.
Regenten
Een regent was in de zeventiende eeuw iemand met een bestuurlijke functie. Dat kon zijn het bestuur van een provincie of stad, maar bijvoorbeeld ook van een wees- of armenhuis. Regenten waren vaak afkomstig uit de hogere lagen van de bevolking, zoals rijke koopliedenfamilies in steden. Aanvankelijk deden zij hun bestuurstaken naast hun werk, maar gaandeweg ontstonden er ‘professionele regenten’, die niks anders meer deden dan bestuur.
Republiek der Verenigde Nederlanden
Nederland zoals we dat nu kennen bestond nog niet in de zeventiende eeuw. Wel was er een voorloper: de Republiek der Verenigde Nederlanden. Een samenwerking tussen zeven provincies, die zonder vorst (zoals een koning) zichzelf bestuurden. Dat was in het toenmalige Europa vrij uitzonderlijk. De Republiek was voortgekomen uit de Tachtigjarige Oorlog, toen de Nederlandse provincies zich losmaakten van het Spaanse bestuur. En met succes, want de Republiek was toen de oorlog met Spanje in 1648 eindigde, uitgegroeid tot een Europese politieke en militaire grootmacht.
Schutterij
De schutterij was in de zeventiende eeuw verantwoordelijk voor de veiligheid en ordehandhaving in de stad. Politie was er nog niet. De schutterij bestond uit burgers, die wapens mochten dragen en bijvoorbeeld de poorten bewaakten en wachtliepen op de wallen. Schutters kwamen bij elkaar in de doelen (oorspronkelijk een oefenterrein), en waren onderverdeeld in verschillende compagnieën. Doordat schutters bewapend waren, vormden zijn een machtsfactor in de stad. Op verschillende moment probeerden schutterijen meer macht te krijgen, bijvoorbeeld tijdens de oproeren in het Rampjaar.
Staatsgezinden
Met de staatsgezinden worden diegenen bedoeld die vonden dat ieder gewest soeverein was, en daarmee geen hogere macht boven zich had. Vooral in Holland, de machtigste provincie, was dit een sterk uitgesproken idee. Niks mocht de belangen van Holland hinderen. Voor staatsgezinden was Oranjehuis, met mogelijke ambities om meer te worden dan alleen stadhouder (bijvoorbeeld graaf of zelfs koning) een grote bedreiging voor de macht van Holland. De medestanders van Johan de Witt worden ook de staatsgezinden genoemd.
Stadhouder
Stadhouder betekent letterlijk plaatsvervanger. Een stadhouder was dan ook iemand die bij afwezigheid van de landsheer als zijn plaatsvervanger optrad. Toen in de Tachtigjarige Oorlog de Nederlanders hun landsheer (de koning van Spanje) de deur wezen, werd de functie van stadhouder in principe overbodig: er was niemand meer om te vervangen. Toch bleef de stadhouder bestaan. Dit kwam omdat de stadhouders (zoals Willem van Oranje en zijn zoons) een belangrijke positie hadden weten te verwerven als (militaire) leiders van de Opstand. Officieel was de stadhouder een ‘dienaar’ van de Staten, maar in de praktijk had hij een zeer invloedrijke en machtige positie. Zo kon de stadhouder bestuurders en militairen benoemen en adviseerde hij de Staten-Generaal. De stadhouders van Holland (uit het huis Oranje) hadden als opperbevelhebber van leger en vloot daarnaast ook nog een militaire macht. Friesland en ook Groningen hadden in de zeventiende eeuw een andere stadhouder dan de overige provincies. Zij kwamen uit het geslacht Nassau-Dietz, en waren daarmee neven van de prins van Oranje.
Stadhouderloze Tijdperk
Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk was een periode in de geschiedenis van de Republiek waarin Holland en enkele andere provincies (o.a. Zeeland en Utrecht) geen stadhouder aanstelden. Deze periode liep van 1650 tot 1672. In Friesland en Groningen was wél een stadhouder. Holland besloot in 1650 geen stadhouder te benoemen nadat Willem II dat jaar een poging had gedaan tot een machtsgreep, wat zorgde voor een grote schok. Toen Willem II onverwacht overleed, en zijn zoon pas acht dagen later werd geboren, besloten de Staten van Holland geen opvolger aan te stellen. Zij vreesden voor machtsmisbruik door de stadhouder en het Oranjehuis. In het Rampjaar kwam de Eerste Stadhouderloze Tijdperk ten einde toen Willem III weer stadhouder werd. Nadat hij in 1702 kinderloos stierf volgde het Tweede Stadhouderloze Tijdperk, dat eindigde in 1747.
Staten-Generaal
De Staten-Generaal was de vergadering van afgevaardigden van de zeven provincies die samen de Republiek vormden. Eigenlijk waren dit er acht, maar Drenthe had geen stem in de Staten-Generaal. De Staten-Generaal was daarmee het hoogste bestuursorgaan van de Republiek. Dit betekende echter niet dat de Staten-Generaal ook het land bestuurde. De provincies bestuurden namelijk zichzelf, want zij waren soeverein. De Staten-Generaal nam besluiten over overkoepelende zaken, waarvan buitenlandse politiek en oorlogsvoering en het leger de belangrijkste waren. Ook vielen de zogenaamde Generaliteitslanden onder het gezag van de Staten-Generaal. Dit waren gebieden die geen stem hadden in de vergadering, zoals Staats-Brabant. De Staten-Generaal vergaderde in Den Haag op het Binnenhof, en kwam bijna dagelijks bijeen.
Staten van Holland
De Staten van Holland waren het hoogste bestuur van de provincie Holland en West-Friesland. De provincie bestond uit het tegenwoordige Noord- en Zuid-Holland. In de Staten van Holland zaten afgevaardigden van alle stemhebbende steden uit de provincie. Dat waren er in 1672 achttien, en Rotterdam was er hier een van. De steden hadden ieder één stem. Daarnaast was er ook nog een stem voor de ridderschap: hierin waren de edelen van de provincie vertegenwoordigd. De raadpensionaris gaf leiding aan de vergaderingen van de Staten. De Staten van Holland waren zeer machtig, want Holland was de grootste en rijkste provincie van de Republiek.
Vroedschap
De vroedschap was een bestuurlijk college binnen de stad. Hoewel oorspronkelijk een adviescollege, had de vroedschap ook wetgevende macht: zij stelde bijvoorbeeld resoluties op, besluiten over specifieke onderwerpen. De vroedschap vergaderde onder meer over het invoeren van belastingen, over het sluiten van verdragen met andere landen of over landelijke regeringszaken. In zeventiende-eeuws Rotterdam bestond de vroedschap uit 24 personen. De leden van de vroedschap werden gekozen, maar niet door de bevolking van de stad. De vroedschap koos zelf haar nieuwe leden. Die kwamen uit eigen kring, uit het eigen netwerk, en waren vaak familieleden of verwanten. Wie eenmaal een plek in de vroedschap had, zat goed: een benoeming was voor het leven. Voor anderen was het daarom moeilijk om ertussen te komen. De vroedschapsleden kwamen veelal uit de meeste aanzienlijke families uit de stad. Zij moesten poorter (inwoner met specifieke rechten) zijn, minimaal 27 jaar oud en lidmaat van de gereformeerde kerk. De vroedschap nomineerde ook de burgemeesters uit de eigen leden, die vervolgens via loting werden benoemd. Rotterdam had vier burgemeesters, zij vormden samen met de schepenen (die recht spraken) de magistraat, die verantwoordelijk was het dagelijks bestuur. De stadhouder had het recht de vroedschap te wijzigen, dit werd een ‘wetsverzetting’ genoemd, zoals gebeurde in het Rampjaar.
Waterlinie
Een waterlinie is een verdedigingswerk, vergelijkbaar met een slotgracht rond een kasteel, maar dan op veel grotere schaal. Door (speciale) sluizen open te zetten of dijken door te steken kunnen grote delen land onder water worden gezet. Het water houdt de vijand tegen. Het is zeer lastig of onmogelijk om troepen, lastdieren en materialen te verplaatsen over ondergelopen land. Zeker zwaar geschut kan niet meer verder. In het Rampjaar werd een groot gebied onder water gezet, dat liep van Muiden tot aan Gorinchem. Dit was de Oude Hollandse Waterlinie. Dit was een laatste redmiddel. De Nederlandse soldaten trokken zich terug achter deze waterlinie. Hoewel effectief, een waterlinie brengt ook veel schade toe aan landbouwgrond, zeker als zeewater over het land stroomt. Er was in 1672 dan ook veel verzet van boeren tegen deze inundaties, zoals de onderwaterzettingen ook worden genoemd.