Het is lange tijd nogal tobben geweest met de kwaliteit van het Rotterdamse drinkwater. In de negentiende eeuw gebruikten de bewoners van de drukbevolkte binnenstad vooral water uit grachten, sloten en putten. Voor mensen van buiten was dat bijna niet te drinken; ze kregen er steevast diarree van. Ook onder de eigen bevolking maakte het water slachtoffers. Tijdens de vele cholera- en tyfusepidemieën vielen vaak tientallen en soms zelfs honderden doden.
Goedkope oplossing
De Londense arts John Snow had in 1854 aangetoond dat zulke ziekten door drinkwater werden verspreid. Maar in Nederland twijfelden veel deskundigen aan zijn conclusies. Pas toen een staatscommissie, ingesteld tijdens de cholera-epidemie van 1866-1867, de bevindingen van Snow bevestigde, begonnen ze bij te draaien.
Dat wilde overigens niet zeggen dat Nederlandse gemeenten daarna massaal drinkwaterleidingen lieten aanleggen. Veel bestuurders aarzelden. In financieel en technisch opzicht kwam er namelijk nogal wat bij kijken. Zulke aarzelingen waren er in Rotterdam ook. Toch kon hier al in 1874 een drinkwaterleiding in gebruik worden genomen. De gemeenteraad had echter wel de goedkoopste oplossing gekozen: uit Rotterdamse kranen kwam met zand gefilterd Maaswater. Het idee om veel schoner duinwater te gebruiken was al in een vroeg stadium afgeschoten. Te duur. Ook het voorstel om het water uit de Nieuwe Maas nog extra te zuiveren had het vanwege de kosten niet gehaald.
Goedkoop is duurkoop
Die zuinigheid had een prijs. Hoewel cholera daarna nauwelijks meer voorkwam, was het Rotterdamse drinkwater niet altijd even betrouwbaar. Soms bleken er verontreinigingen of micro-organismen in te zitten. De gevolgen konden groot zijn. Zo werd de stad in 1903-1904 getroffen door een tyfusuitbraak die enkele tientallen slachtoffers maakte. De bron was een ziek kind dat op het drinkwaterterrein woonde en het water in de reservoirs had besmet.
Andere keren waren de consequenties minder erg, zoals in 1963 toen er zo veel zout in het water zat, dat het ondrinkbaar werd. Oorzaak: de lage waterstand in de rivieren, waardoor Maaswater vermengd raakte met zeewater. Het jaar erop ontstond onrust nadat grote hoeveelheden borstelwormen in het drinkwater werden aangetroffen. De beestjes waren onschadelijk en bovendien makkelijk te bestrijden met chloor. Maar het deed de reputatie van het drinkwaterbedrijf niet goed.
De incidenten bleken een aansporing om maatregelen te nemen. Enkele jaren later werd op Beerenplaat een moderne zuiveringsinstallatie in werking gesteld. Bovendien liet het drinkwaterbedrijf in de Biesbosch een groot spaarbekken aanleggen. Vanaf dat moment viel er over de kwaliteit van het Rotterdamse drinkwater weinig meer te klagen.
Drinkwaterleiding in Delfshaven
In de zomer van 1877 kreeg de gemeenteraad van Delfshaven een verontrustend bericht van de Gezondheidscommissie. Onderzoek had uitgewezen dat het drinkwater in de gemeente, dat toen vooral werd geput uit de havens en de Buizenwaal, van bijzonder slechte kwaliteit was. Op aandringen van de arts Aegidius Samuel de Bruijn besloot de raad toen een commissie in het leven te roepen om te onderzoeken hoe Delfshaven ‘goedkoop en zuiver drinkwater’ kon krijgen. Volgens De Bruijn mocht daar met het oog op de volksgezondheid niet mee gewacht worden. ‘Het kan met feiten worden aangetoond’, zo zei hij, ‘dat in verscheidene steden van Engeland, waar drinkwaterleidingen bestaan, de sterfte met 10% is verminderd.’
De conclusie van de raadscommissie, die in oktober 1878 verslag uitbracht, was duidelijk: Delfshaven moest een drinkwaterleiding krijgen, bij voorkeur te exploiteren door de gemeente zelf. Maar de raad twijfelde. Was het niet beter eerst eens te informeren in Rotterdam? Daar had men sinds vier jaar immers ook een waterleiding. Misschien kon Delfshaven daarop aansluiten? Dat was vast goedkoper.
Delfshaven nam inderdaad contact op met de buurgemeente. Maar toen die na veel heen en weer schrijven met een prijsopgave kwam, schrokken de raadsleden toch een beetje van de bedragen. Daarom besloot men zich eerst wat breder te oriënteren.
Eerste poging voor schoon drinkwater
Het toeval wilde dat juist in deze periode – we spreken inmiddels over begin 1880 – twee ondernemers bij de gemeente aanklopten die allebei een goedkoper systeem in de aanbieding hadden: ene dr. Gerson uit Hamburg, en ingenieur Rijkx uit Gent. Gerson leek de meest serieuze van de twee: hij bood aan zijn oplossing in de praktijk te komen demonstreren. De gemeenteraad nam dat aanbod graag aan, waarna in de zomer van datzelfde jaar 1880 een aantal proeven werden gedaan. Kennelijk vielen de resultaten tegen. Na de melding dat de uitslagen binnen waren, lezen we namelijk niks meer over dr. Gerson. Wel verschenen er in het voorjaar van 1881 berichten dat Delfshaven met Schiedam ging onderhandelen om voor gezamenlijke rekening een waterleidingnet aan te leggen. Maar ook dat initiatief liep om onduidelijke redenen op niets uit.
De steen van Van Citters
Al die tijd was het burgemeester Frédéric van Citters die de druk op de ketel had gehouden. Hij zorgde ervoor dat het onderwerp steeds weer terug op de agenda kwam. In oktober 1881 vond hij blijkbaar dat de discussie lang genoeg had geduurd en dat het tijd werd voor een beslissing. In de notulen lezen we: ‘De voorzitter brengt in herinnering dat reeds sedert eenigen tijd het plan tot daarstelling eener drinkwaterleiding is ter sprake gebracht doch dat de beslissing daarvan is vertraagd. Hij meent dat het tot de roeping en verplichting van den Raad behoort, deswege een definitief besluit te nemen.’
De raad besloot vervolgens met veertien stemmen vóór en één tegen een waterleiding aan te leggen. De kogel was door de kerk. De stadsarchitect kreeg de opdracht om de plannen die hij al eerder had ontworpen verder uit te werken. Daarna ging het hard: in het voorjaar van 1882 waren de plannen en de begroting klaar en gaf de raad groen licht voor de uitvoering. Aan het eind van de zomer werd het werk aanbesteed en een jaar later was de klus geklaard: Delfshaven had zijn drinkwaterleiding. Belangrijkste symbool daarvan was een grote watertoren op de Ruigeplaat. In 1884 werd daar de gedenkplaat voor burgemeester Van Citters ingemetseld.
Hoewel de besluitvorming de nodige voeten in de aarde had gehad, behoorde Delfshaven op dat moment nog altijd tot de voorhoede. In de jaren daarna zouden steeds meer gemeenten een waterleiding aanleggen. Aan het eind van de negentiende eeuw werd ongeveer veertig procent van de bevolking op die manier van schoon water voorzien.
Herplaatsing steen
De oude gedenksteen van de laatste burgemeester van Delfshaven, Van Citters stond verankerd in de muur van het familiehuis van de nazaten van deze burgemeester. Het huis ging in de verkoop en de familie heeft de steen geschonken aan de Stichting Genootschap Historisch Delfs Haven. Dankzij de inspanningen van het Genootschap Historisch Delfshaven en het Genootschap Roterodamum is de marmeren plaquette, weer terug in Delfshaven. De onthulling van de steen was op 13 mei 2023.