Oprichting van de VBBV
Begin 1895 richtte zij met enkele medestanders de Vereniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw (VBBV) op. Dit was een vrouwenorganisatie met een veel bredere doelstelling dan de VvVK. De inzet van de nieuwe vereniging was ‘de vrouw meer burgerlijke en staatkundige rechten te doen verkrijgen, haar ontwikkeling te bevorderen en haar maatschappelijken toestand te verbeteren.’ Om dat te realiseren zou de vereniging bijeenkomsten houden, boeken en brochures verspreiden en verzoekschriften versturen.
Bij de oprichting telde de Behartiging van de Belangen der Vrouw 29 leden, aan het eind van het jaar was het ledental gegroeid tot 159. Dat waren vooral vrouwen uit de burgerij. Speciaal voor arbeidersvrouwen werd hetzelfde jaar de Rotterdamse Buurtvereniging gesticht, waar naai-, haak- en breilessen werden gegeven, maar ook een cursus natuurkunde of Engels kon worden gevolgd. Later zou Rutgers-Hoitsema ook nog betrokken zijn bij de totstandkoming van Onderlinge Vrouwenbescherming, een vereniging die hulp verleende aan ongehuwde moeders.
Vooral de eerste jaren was de VBBV erg actief. De vereniging zette zich in voor gelijke beloning van mannen en vrouwen die hetzelfde werk deden, vroege openstelling van alle vormen van onderwijs voor meisjes en protesteerde tegen de vele juridische bepalingen die vrouwen benadeelden. Daarnaast organiseerde de vereniging maandelijks vergaderingen en cursussen over actuele kwesties om zo de zelfstandigheid van vrouwen te vergroten
Bij de Rotterdamse Vereniging voor Vrouwenkiesrecht had Rutgers-Hoitsema al heel snel de voorzittershamer overgegeven aan een ander. Aanvankelijk leidde deze vereniging een kwakkelend bestaan in de schaduw van de VBBV, maar na de eeuwwisseling zou dat geleidelijk veranderen. Onder het voorzitterschap van Elizabeth Baelde (1907-1915) en haar opvolgster Antoinette Knappert (1915-1919) zou het aantal leden van de Rotterdamse VvVK groeien tot meer dan duizend. Het ledental van de VBBV stagneerde in deze periode juist. In 1918 had zij 268 leden.
Actief vrouwenkiesrecht: doel bereikt?
Op 25 november 1919 besloot de VBBV zichzelf te ontbinden. Nu het parlement had ingestemd met het actief kiesrecht voor vrouwen zouden de grote vrouwenorganisaties zich meer en meer op het terrein van de VBBV gaan begeven, zo verwachtte het bestuur. Om ‘versnippering van krachten’ te voorkomen, was het beter om die verenigingen niet voor de voeten te lopen. Alle leden gingen akkoord met de opheffing - ook Rutgers-Hoitsema. Ze woonde inmiddels al jaren in Den Haag, maar bezocht nog geregeld de vergaderingen.
Het VBBV-archief compleet online
Na de opheffing van de VBBV werd de administratie overgedragen aan het Stadsarchief Rotterdam. Daar werden de stukken door adjunct-archivaris Hermine Moquette beschreven. Sindsdien zijn ze voor iedereen in te zien. In 2024 werd het kleine maar waardevolle archiefje gedigitaliseerd. Het archief van de Rotterdamse afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht, die vanaf 1919 werd voorgezet als Nederlandse Vereniging van Staatsburgeressen, is zeer waarschijnlijk verloren gegaan.