Geboorte van de Rotterdamse vrouwenbeweging

Als er een jaar moet worden aangewezen waarin de Rotterdamse vrouwenbeweging werd geboren, dan gooien 1894 en 1895 hoge ogen. In de zomer van dat eerste jaar kwam in de Maasstad een afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht tot stand. Begin 1895 vormden de stichtsters van deze afdeling een tweede organisatie: de Vereniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw. Samen zouden deze twee verenigingen ruim vijfentwintig jaar lang het gezicht vormen van het feminisme in Rotterdam.

Motor Maria Rutgers-Hoitsema

De stuwende kracht achter beide organisaties was Maria Wilhelmina Hendrika Rutgers-Hoitsema (1847-1934). Zij was een Friese domineesdochter, die zich 1873 in Rotterdam had gevestigd om hoofd van een openbare meisjesschool te worden. In 1885 trouwde ze met de arts Jan Rutgers en stopte ze met werken. Toen in 1894 een aantal Amsterdamse feministen de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht oprichtten vroegen ze Rutgers-Hoitsema om secretaris te worden. Die had er niet veel zin in, maar omdat ze achter de doelstellingen stond en haar goede vriendin Annette Versluys-Poelman voorzitter werd, accepteerde ze de functie. Het viel haar zwaar. Ze moest om de haverklap voor vergaderingen naar Amsterdam. En als ze daar dan was, werd er naar haar smaak veel te veel geleuterd. Na een enkele maanden had ze er genoeg van en trok ze zich terug uit het landelijk bestuur.

In de tussentijd had ze wel een Rotterdamse afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (VvVK) op poten gezet, waarvan ze zelf voorzitter werd. Eén van de eerste activiteiten van die afdeling was het organiseren van een reeks voordrachten over vrouwenrechten. De belangstelling voor die lezingen viel echter tegen. Kennelijk waren op dat moment velen in de Maasstad ‘nog zeer afkeerig van vrouwenkiesrecht’. Daarom besloot Rutgers-Hoitsema’s het over een andere boeg te gooien.

 image

Portretfoto Rutgers-Hoitsema (fotograaf C.A.G. Leijenaar)

Oprichting van de VBBV

Begin 1895 richtte zij met enkele medestanders de Vereniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw (VBBV) op. Dit was een vrouwenorganisatie met een veel bredere doelstelling dan de VvVK. De inzet van de nieuwe vereniging was ‘de vrouw meer burgerlijke en staatkundige rechten te doen verkrijgen, haar ontwikkeling te bevorderen en haar maatschappelijken toestand te verbeteren.’ Om dat te realiseren zou de vereniging bijeenkomsten houden, boeken en brochures verspreiden en verzoekschriften versturen.

Bij de oprichting telde de Behartiging van de Belangen der Vrouw 29 leden, aan het eind van het jaar was het ledental gegroeid tot 159. Dat waren vooral vrouwen uit de burgerij. Speciaal voor arbeidersvrouwen werd hetzelfde jaar de Rotterdamse Buurtvereniging gesticht, waar naai-, haak- en breilessen werden gegeven, maar ook een cursus natuurkunde of Engels kon worden gevolgd. Later zou Rutgers-Hoitsema ook nog betrokken zijn bij de totstandkoming van Onderlinge Vrouwenbescherming, een vereniging die hulp verleende aan ongehuwde moeders.

Vooral de eerste jaren was de VBBV erg actief. De vereniging zette zich in voor gelijke beloning van mannen en vrouwen die hetzelfde werk deden, vroege openstelling van alle vormen van onderwijs voor meisjes en protesteerde tegen de vele juridische bepalingen die vrouwen benadeelden. Daarnaast organiseerde de vereniging maandelijks vergaderingen en cursussen over actuele kwesties om zo de zelfstandigheid van vrouwen te vergroten

Bij de Rotterdamse Vereniging voor Vrouwenkiesrecht had Rutgers-Hoitsema al heel snel de voorzittershamer overgegeven aan een ander. Aanvankelijk leidde deze vereniging een kwakkelend bestaan in de schaduw van de VBBV, maar na de eeuwwisseling zou dat geleidelijk veranderen. Onder het voorzitterschap van Elizabeth Baelde (1907-1915) en haar opvolgster Antoinette Knappert (1915-1919) zou het aantal leden van de Rotterdamse VvVK groeien tot meer dan duizend. Het ledental van de VBBV stagneerde in deze periode juist. In 1918 had zij 268 leden.

Actief vrouwenkiesrecht: doel bereikt?

Op 25 november 1919 besloot de VBBV zichzelf te ontbinden. Nu het parlement had ingestemd met het actief kiesrecht voor vrouwen zouden de grote vrouwenorganisaties zich meer en meer op het terrein van de VBBV gaan begeven, zo verwachtte het bestuur. Om ‘versnippering van krachten’ te voorkomen, was het beter om die verenigingen niet voor de voeten te lopen. Alle leden gingen akkoord met de opheffing - ook Rutgers-Hoitsema. Ze woonde inmiddels al jaren in Den Haag, maar bezocht nog geregeld de vergaderingen.

Het VBBV-archief compleet online

Na de opheffing van de VBBV werd de administratie overgedragen aan het Stadsarchief Rotterdam. Daar werden de stukken door adjunct-archivaris Hermine Moquette beschreven. Sindsdien zijn ze voor iedereen in te zien. In 2024 werd het kleine maar waardevolle archiefje gedigitaliseerd. Het archief van de Rotterdamse afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht, die vanaf 1919 werd voorgezet als Nederlandse Vereniging van Staatsburgeressen, is zeer waarschijnlijk verloren gegaan.

Zie ook: Vrouwenjaar 2025