De aanval op Rotterdam begon al op 10 mei 1940. Om Rotterdam, en daarmee ook Nederland, tot overgave te dwingen, werd de stad op 14 mei 1940 zwaar gebombardeerd. Het onderzoek richt zich primair op de slachtoffers van dit bombardement. Maar ook alle oorlogsslachtoffers van 10 tot en met 14 mei zijn onderzocht. Het gaat hierbij om zowel burgers als militairen. 


Wanneer is iemand een slachtoffer?
In het onderzoek is gekozen voor een brede benadering van het begrip slachtoffer. Op deze manier kunnen verhalen en getuigenverslagen zo goed mogelijk in beeld worden gebracht, ook in het belang van de nabestaanden.

Er is gekozen voor drie categorieën slachtoffers. Personen die:

  • direct omkwamen bij het bombardement of de daarop volgende branden of die daarbij zodanig ernstig gewond raakten dat zij later aan die verwondingen overleden;
  • het bombardement ongeschonden zijn doorgekomen maar die bij het helpen van anderen, om het leven zijn gekomen;
  • onder bijzondere omstandigheden, die zich niet hadden voorgedaan zonder het bombardement, omkwamen. Bij de categorie-indeling is ook onderscheid gemaakt tussen burgerslachtoffers en gesneuvelde militairen.

Wij weten dat over een langere periode mensen overleden zijn ten gevolge van het bombardement of dood onder het puin werden gevonden. En dat roept de vraag op tot welke periode na het bombardement nog gesproken kan worden over een slachtoffer als gevolg van het bombardement? Voor het onderzoek is 1 november 1940 als scheidslijn gekozen. Dat is de datum waarop het puinruimen werd beëindigd.

Dat betekent dus dat het stadsarchief omgekomen personen als een slachtoffer van het bombardement beschouwt als een persoon voldoet aan de criteria voor het slachtofferschap en voor 1 november 1940 is overleden of overleden is gevonden.


Aanpak onderzoek
Allereerst is nagegaan welke informatie bekend is over het bombardement op 14 mei 1940.

  • Rond 10.00 uur vlogen Duitse toestellen bombarderend en mitraillerend over Hoek van Holland. Er sneuvelden vier militairen.
  • Omstreeks 11.30 uur vielen opnieuw bommen en vlogen kogels door de straten. Drie burgers en drie Nederlandse soldaten vonden de dood.
  • Vrijwel gelijktijdig werd Schiedam, de Parallelweg en omgeving, getroffen door zeventig Duitse bommen. Elf burgers en vijf militairen kwamen om het leven.
  • In dezelfde luchtaanval werden bij Nederlandse stellingen bij Schiebroek zesentwintig bommen afgeworpen, met als doel om de druk te verminderen op in Overschie omsingelde Duitse troepen.
  • Het bombardement op Rotterdam vond plaats in een tijdbestek van amper een kwartier. Namelijk van 13.27 uur (toen de eerste bommen op Kralingen vielen) tot 13.40 uur.

Vervolgens zijn verschillende bronnen onderzocht en met elkaar vergeleken. De gebruikte bronnen zijn onder andere:

  • Overlijdensakten
  • Overlijdensverklaringen van de schouwarts
  • Registers van diverse Rotterdamse begraafplaatsen
  • Familieadvertenties (o.a. rouwadvertenties, bidprentjes)
  • Gegevens van de Oorlogsgravenstichting en het Joods Monument
  • De kadastrale kaarten uit 1939
  • Bestaande literatuur
  • Telefoonboeken
  • Informatie van nabestaanden (van toen en van nu)
  • Bevolkingsregisters (vooral gezinskaarten)
  • Politieverslagen
  • Het overzicht “Bommen, Granaten en Vliegtuigen op Rotterdam tussen mei 1940 en mei 1945” ontleend aan Politie-archief nummer 3304 en het archief van de voormalige Luchtbescherming
  • Lijsten met vermisten
  • Uitkomsten van eerdere onderzoeken
  • Delpher (een platform met gedigitaliseerde teksten uit Nederlandse kranten, boeken en tijdschriften)
  • Krantenkijker van het Gemeentearchief Schiedam
  • Bevolkingsreconstructie van de Stad Rotterdam
  • Diverse militaire archieven in Nederland en Duitsland 

In enkele gevallen zijn verschillende schrijfwijzen van een voor- en/of achternaam aangetroffen. Zoveel mogelijk is de schrijfwijze aangehouden zoals vermeld in de geboorteakte.