Abraham Tuschinski opent op 1 augustus 1911 zijn eerste bioscoop in een verbouwd kerkje aan de rand van het armoedige Zandstraatkwartier. Hij noemt het theater naar de muze van de komedie: Thalia. Het is eigenlijk een slooppand. Bij de vergunningaanvraag schrijft de gemeente Tuschinski dat hij het gebouw slechts tijdelijk als bioscoop mag gebruiken. Op niet al te lange termijn zal het met de omringende panden tegen de vlakte gaan, om plaats te maken voor het nieuwe Rotterdamse stadhuis. Het stadhuis dat er nu nog steeds staat.

Een eeuwfeest

Tien jaar na de eerste voorstelling in zijn Thaliabioscoop staat Tuschinski in het Nederlands filmbedrijf bekend als een hele grote jongen. In Rotterdam bezit hij vier bioscopen en een filmverhuurkantoor. In Amsterdam vordert de bouw van het Theater Tuschinski aan de Reguliersbreestraat, dat bij de opening op 28 oktober 1921 de grootste en zonder twijfel de meest spectaculair vormgegeven bioscoop van Nederland is.

Najaar 2021 bereidden de stad Amsterdam en Pathé Nederland de viering voor van het eeuwfeest van Theater Tuschinski.  Maar zonder de successen die Abraham Tuschinski in Rotterdam had geboekt, was zijn Amsterdamse bioscooppaleis er nooit gekomen. Alle reden om in 2021 in woord en beeld stil te staan bij 110 jaar Tuschinski Rotterdam en in te zoomen op wat onze illustere stadgenoot híer voor elkaar bokste voordat hij in Amsterdam zijn beroemde theater opende. Het verhaal over het eerste Thalia is het beginpunt.

affiche met een tekening van het portret van Tuschinksi

Abraham Tuschinski. Beeld: Karel Kindermans, 2021.

Wandelroute

Er is ook een wandelroute langs vier locaties uit het (film)imperium van Abraham Tuschinski.

Noodsprong

Tuschinski’s besluit om een bioscoop te beginnen was een noodsprong. Sinds de zomer van 1909 dreef hij een pension voor landverhuizers in de Nadorststraat. Hotel Polski heette het, naar het land waar Tuschinski en zijn schoonfamilie vandaan kwamen. Russisch Polen, om precies te zijn, want Polen was in die tijd geen zelfstandige staat, maar opgedeeld tussen Rusland en Duitsland. Hotel Polski draaide goed totdat begin 1911 flink de klad in de business dreigde te komen. Dit was de schuld van de Duitse overheid, die steeds meer reisbeperkingen oplegde aan de veelal Joodse migranten uit Oost-Europa, die via Rotterdam met een schip van de Canadese Uranium Steamship Company de oversteek maakten naar Amerika. Of – dat kwam namelijk ook voor –  daar vandaan terugkeerden. Passagiers van juist deze rederij – “de Uranium” zeiden ze in Rotterdam – vormden het gros van de klandizie van Hotel Polski.

Dat de Duitse autoriteiten zo moeilijk deden, had vermoedelijk te maken met de lage tarieven die de Uranium rekende voor een passagebiljet. Het bedrijf saboteerde daarmee de prijsafspraken voor trans-Atlantisch personenverkeer die bestonden tussen de grote Duitse rederijen en hun concurrenten. Het was een Duits economisch belang om de Uranium in het gareel te dwingen. Door de maatregelen kon Hotel Polski op de komst van heel wat minder gasten rekenen. Tuschinski had acuut een andere bron van inkomsten nodig. Hij koos voor een bioscoop. Een type uitgaansgelegenheid dat in die tijd sterk in opkomst was en relatief lage investeringen vroeg.

Lange speelfilm

De verbouwing van het kerkje aan de Coolvest duurde bijna een half jaar, terwijl dat bij andere bioscopen vaak een stuk sneller ging. De werkzaamheden liepen vertraging op doordat de bouwpolitie bij een inspectie nog allerlei aanvullende veiligheidsvoorzieningen eiste.

Misschien was de vertraging ook wel ergens goed voor. Het bood Tuschinski de kans om aandachtig naar zijn concurrenten in spe te kijken en te leren wat er wel en niet werkte als je succesvol een bioscoop wilde exploiteren. Begin 1911 kon enige bedrijfsspionage geen kwaad, omdat er juist toen voor de bioscopen een ingrijpende verandering gaande was: de lange speelfilm was in opkomst.

tekening van de Thalia bioscoop in aquarelkleuren

De ingang van Thalia was op de plek waar nu de rechter toegangspoort van het stadhuis is.​ Beeld: Karel Kindermans, 2021.

Tot die tijd bestond een bioscoopprogramma steevast uit ongeveer tien films, waarvan de langste maximaal zo’n 10 minuten duurde, het merendeel was korter. De nieuwe, lange speelfilms duurden tot wel een half uur. Dankzij hun lengte konden er uitvoeriger verhalen in verteld worden, waar je als toeschouwer helemaal in kon opgaan. Dit maakte zulke films voor het publiek interessanter dan het korte spul van voorheen. Een nadeel voor de bioscoopexploitanten was dat de lange speelfilms fors duurder waren om te huren. Maar wie publiek wilde trekken, kon er niet omheen ze te programmeren. Die les leerde de Rotterdamse bottelaar en caféhouder Johan Diekmeier, die in april 1911 vlakbij het Hofplein onder het luchtspoor naar Den Haag een bioscoop had geopend en vasthield aan programma’s zonder hoofdfilm. Eind juni was hij al failliet. Tuschinski zette in zijn eerste Thalia Theater wel meteen in op programma’s die rond een lange hoofdfilm waren opgebouwd. Zijn bioscoop werd een doorslaand succes.

Een inrichting voor liefhebbers

Hoe zag het eerste Thalia van Tuschinski er van binnen uit, hoe ging het er aan toe? Naast één interieurfoto en een handvol advertenties die vermelden wat er draaide, zijn er weinig bronnen die daar iets over zeggen. Kort na de opening kwam een verslaggever van het Rotterdamsch Nieuwsblad langs, die schreef dat het “keurige schilderwerk aan de wanden” een “aangename indruk” maakte, de zitplaatsen “zeer gemakkelijk en doelmatig ingericht” waren, het met de veiligheid wel goed zat én er een “hoogst interessant programma” te zien was. Begin december prees het Rotterdamsch Nieuwsblad opnieuw de programmering: 

''De liefhebbers van bioscoop-vertooningen – en dat zijn er velen – zullen in bovengenoemde inrichting aan de Coolvest alles vinden wat hun hart begeert. De rustige, scherpe platen geven een rijke afwisseling van comische en dramatische voorstellingen, die den toeschouwer beurtelings in lachen doen uitbarsten en tot tranen ontroeren, om hem ten slotte overvoldaan het lokaal te doen verlaten.''

Lastige locatie

Thalia ging steeds beter lopen, schrijft Abraham Tuschinski in de memoires die hij in 1927-1928 publiceerde. Het duurde even voor de bioscoop ook publiek uit andere sociale lagen en andere delen van de stad trok dan de armlastige bewoners van het Zandstraatkwartier, zijn stampubliek van het eerste uur. De locatie van Thalia aan de westgrens van die ‘slechte’ buurt hielp niet om ook de gezeten burgerij te trekken.

Tuschinski deed van alles om die handicap teniet te doen. In advertenties vermeldde hij dat Thalia “nabij de Doele” lag. Eigenaar van De Doele was de chique sociëteit De Harmonie,  die vooral klassieke muziek programmeerde en ander beschaafd vertier, zoals de gegoede Rotterdammer dat vooral gewend was te zoeken aan de westzijde van de oude stadsgracht in tal van “vermaaksinrichtingen” langs Coolsingel en Kruiskade. Wilde zo’n soort Rotterdammer beschaafd naar de bioscoop, dan ging hij naar de Royal American Bioscope aan de Coolsingel. Daarvandaan naar Tuschinski’s Thalia hoefde  hij maar enkele tientallen meters te lopen over het Comediebruggetje, maar symbolisch gezien was dat anno 1911 nog een wereldreis.

foto van de Coolvest met een brug en Wandelaars. Locatie van de Thalia is rechts

Coolvest 44 in het najaar van 1912. In het gebouw met schilddak rechts op de foto was de bioscoopzaal van Tuschinski’s eerste Thalia.

Om het flanerende burgervolk op de Coolsingel tot die reis te verleiden, liet Tuschinski de naam van zijn bioscoop in elektrisch verlichte letters op de voorgevel van Coolvest 44 aanbrengen. Het chique publiek bleek echter vooral voor financiële prikkels gevoelig te zijn. Gewapend met stapels reductie- en vrijbiljetten ging Tuschinski de deuren langs in de meer gegoede buurten. En toen kwamen ze. Eerst de mannen, schrijft hij in zijn memoires:    

''Op vrijdag, maandag en dinsdagavond kwamen ook vele heren uit den deftige stand een kijkje nemen. Zij hadden van hun personeel gehoord, dat ik zulke mooie films gaf en nu moesten zij “die bioscoop” toch ook eens gaan zien.

Met ernstige gezichten stonden ze de litho’s en foto’s te bekijken. Een angstige blik of niemand hen zag en dan, wip, naar binnen. Vlug een plaatsje gezocht in het beschermende donker… en dan maar kijken naar de film. Zij huilden en lachten even hard als de mannen en  vrouwen uit het volk en wanneer het programma was afgelopen, vertrokken zij geheimzinnig en stil.''

En ze keerden terug:

''Soms was mijn loge tjokvol met voorname kooplieden, dokters, advocaten en ambtenaren, alle bewonderaars van de nieuwe filmkunst. De dames brachten ze niet mee, maar of dat nu was, omdat ze de film minder geschikt voor haar vonden, of dat ze liever een uurtje zonder hun vrouwen uitgingen…''

Verhuizing

In het voorjaar van 1912 krijgt Tuschinski bericht dat de sloop van Coolvest 44 aanstaande is. Het lukt hem een nieuw onderkomen voor zijn bioscoop te huren aan de Hoogstraat op nummer 323, in een voormalig pakhuis. De naam Thalia blijft gehandhaafd, op 24 augustus 1912 is de feestelijke openingsvoorstelling.

Het eerste Thalia aan de Coolvest is dan al bijna twee maanden dicht. Per 1 juli en zolang de oplevering van zijn nieuwe bioscoop op zich laat wachten, huurt Tuschinski variété-theater Café Pschorr op de Korte Hoogstraat, dat tijdens de zomermaanden leegstaat. Qua reputatie heeft deze uitgaansgelegenheid het niveau dat het adres Coolvest 44 mist en Tuschinski speelt daar handig op in. In grote letters opent hij advertentieteksten nu met “Café Pschorr”. De naam van zijn bioscoop zet hij in een net wat bescheidener letter onder die respectabiliteit garanderende kop. Voor onverbeterlijke twijfelaars volgt verderop de mededeling dat de films in Pschorr worden begeleid door een “prima Symphonie orkest”. Toch even wat anders dan de pianist die in een doorsnee bioscoop in z’n eentje deze klus klaart. Wie de genoemde prijzen vergelijkt met die in de openingsadvertentie van Thalia aan de Coolvest, ontdekt dat met de verhuizing naar de Korte Hoogstraat het goedkoopste kaartje wel tweeënhalf keer zo duur werd. Logisch toch, met zo’n algehele upgrade van het theater?  

gevelaanzicht Coolvest

De plattegrond laat zien dat de bioscoopzaal achter de panden aan de Coolvest verborgen lag. Beeld: Karel Kindermans, 2021

Lees meer

De verhalen en tekeningen op deze pagina zijn tot stand gekomen met financiële steun van het Makersloket Rotterdam.

Tekst: André van der Velden, mediahistoricus, Universiteit Utrecht (https://www.uu.nl/medewerkers/AWTVelden)
Tekeningen: Karel Kindermans, vertellend tekenaar (www.kindermans.nl)
Tekstadvies: Sanneke van Hassel (http://www.sannekevanhassel.nl/)

Bronnen gebruikt voor de themapagina

Bibliotheek

  • Het grootste van het grootste : leven en werk van Abraham Tuschinski (1886-1942) / Nelleke Manneke, Arie van der Schoor. - Capelle aan den IJssel: H.A. Voet, 1997
    Signatuur: S 12 C 35
  • Abraham Tuschinski / Henk van Gelder. – Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1996
    Signatuur: XVIII D 66
  • Interbellum Rotterdam : kunst en cultuur 1918-1940 / red.: Marlite Halbertsma, Patricia van Ulzen ; met essays van Marlite Halbertsma, Roman Koot, Peter Rietbergen...[et al.]. – Rotterdam: Nederlands Architectuurinstituut (NAi), 2001
    Signatuur: III D 76 / S 11 B 44
  • Vijftien jaar van het leven van Abraham Tuschinski (1886-1942). Tekst en context van een zogenaamde autobiografie / André van der Velden. In: Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis. - Jrg. 1, nr. 3 (2004); p. 82-102.
    Signatuur: V 998
  • Over stalles en parket. Rotterdam en het witte doek / Henk Berg – Rotterdam: Ad. Donker, 1996
    Signatuur: VII E 39
  • Tuschinski Nieuws, 1927-1928
    Signatuur: P 12
  • Toen zij uit Rotterdam vertrokken: emigratie via Rotterdam door de eeuwen heen / Cees Zevenbergen. - Zwolle: Waanders, 1990
    Signatuur: III D 68
  • Gezien na 107 jaar: Tuschinski’s eerste Thalia / André van der Velden. In: Tijdschrift voor mediageschiedenis, Jrg. 21, nr. 1 (2018); p. 119 – 123.
  • Rotterdam en de film / Mr. C.J. Graadt van Roggen In: red. H.A. Meerum Terwogt en H. Vlug, Het boek van Rotterdam. Wat niet in Baedeker staat - Amsterdam, Sijthoff, 1931.

 


Archieven

  • 294-01 Archieven van de Commissie Plaatselijke Werken en de Dienst van Gemeentewerken te Rotterdam
  • 63 Archief van de Gemeentepolitie Rotterdam

 

Online Bronnen